Marrakech: duizend en één nacht

Mijn eerste keer in Marokko. Toch een beetje een cultuurshock, moet ik zeggen. Misschien omdat ik dacht dat ik na het lezen van een aantal reisgidsen over Marrakech wel redelijk wist hoe het zou zijn. Fout dus. Ik heb op dag één nog geen drie stappen op het grote Djemaa el Fna plein gezet of ik heb al bijna een slang om mijn nek, een berberaap op mijn hoofd en een driedubbele henna tattoo op mijn hand. Enigszins van mijn apropos geraakt kijk ik naar mijn vriend. Die kijkt al net zo verdwaasd als ik. Om de haverklap wordt ons op een bijna dwingende manier wat aangeboden en we voelen ons haast belaagd. Overal klinkt getrommel, gefluit en geroep: er is geen moment rust op het plein. Sloom van de hitte en moe van de reis slenteren we verder het enorme plein op. In die vijftien meter daarop worden we opnieuw verbaasd door alles wat er te zien is. Onder een parasol zitten een paar mannen op een kleedje, vergezeld door een aantal imposante slangen. Wanneer de slangenbezweerder een liedje speelt op zijn fluit gaat de cobra recht overeind staan. Dat soort taferelen kun je beter langsheen lopen dan bij blijven staan las ik in mijn reisgids. Voor je het weet krijg je dus ongevraagd een slang om je nek en mag je vijftig eurie aftikken omdat je nou eenmaal met ‘m op de kiek bent geweest. Hetzelfde geldt voor een fotootje met zo’n aap op je schouder. Toeristen worden gelokt doordat de aapjes klein en schattig zijn of bijvoorbeeld een voetbalshirtje dragen. Het feit dat zo’n aapje de hele dag in de brandende zon aan een dikke ketting op het drukke plein moet doorbrengen wordt daarbij vaak vergeten.

 

Een beetje van slag ploffen we neer op het terras van onze kamer voor een verkoelend drankje. “Was best intens hè…” zeggen we tegen elkaar. We logeren in een echte Riad en ons idyllische verblijfje is als een oase van rust in een hectische stad. Behalve het getjilp van de mussen die bij het zwembad zitten is het er heerlijk stil. Na een broodnodig powernapje vervolgen we onze ontdekkingstocht de stad in. Een tussendoorroute naar het grote plein. Weer kijk ik mijn ogen uit: jongens van een jaar of twaalf op scooters die door de smalle steegjes vol voetgangers slalommen op hoge snelheid, de lokale kippenboer waar je live de nekken omgedraaid ziet worden, hangende schapenkoppen en bergen vlees en vis die op een zeiltje in de brandende zon worden uitgestald voor verkoop. De geur van de vis die al een tijdje in 35 graden heeft liggen rotten mengt met de intense geuren van de felgekleurde kruiden die op elke hoek van de straat worden aangeboden. Hoe cliché het ook klinkt: voor mijn gevoel waan ik me echt in een andere wereld. Het hele Djemaa el Fna plein veranderd na het ondergaan van de zon in één groot openluchtrestaurant. Bij tientallen kraampjes kun je voor een paar euro Marokkaanse gerechten eten. Enorme rookpluimen verschijnen boven de keukens. Op de achtergrond is duidelijk het getrommel en gezang te horen van optredens die overal op het plein gegeven worden. Dansoptredens, muziek, cabaret, goocheltrucs: er is voor ieder wat wils. Tot mijn verbazing komen er vooral locals in grote getalen in een kring om de optredens staan. Een cabaretier trekt me in het midden van de kring die door alle omstanders is ontstaan en maakt (hoogstwaarschijnlijk) hilarische grappen over mij als toerist. Ik begrijp er uiteraard niks van maar ik lach gezellig mee.

 

Na alle nieuwe indrukken slapen we die avond allebei als een roos. Met nieuwe energie hebben we er weer zin in de volgende dag: kom maar op met die hectiek. Vandaag zijn we er wel weer klaar voor, zeggen we tegen elkaar. Na aankomst in de Medina (de oude binnenstad) dwalen we uren door de eindeloze wirwar van steegjes in de souks (overdekte markten). Elk ambacht heeft zijn eigen plek in de souks. Ook hier is altijd leven in de brouwerij. Mensen in bontgekleurde gewaden trekken door de smalle steegjes. Rammelende karren met etenswaren worden door mannen of kleine ezels behendig langs de winkeltjes gemanoeuvreerd. Af en toe wordt het gerammel overstemt door de Arabische klanken van kooplieden die naar elkaar roepen en de muziek die vanuit de winkeltjes klinkt. Waar ik het gisteren te druk vond geniet ik nu van het lopen in een sprookje. Een beetje wat je je bij duizend en één nacht voorstelt. De weg terug kunnen we allang niet meer vinden, dus we blijven willekeurige afslagen nemen. De souks worden blijkbaar niet voor niets een eindeloos doolhof genoemd.

 

Een paar dagen later sta ik weer op het vliegveld. Met pijn in mijn hart, moet ik zeggen. En een bruiner tintje gelukkig. Marrakech, ik ben verkocht hoor. Mijn beeld van de stad is in korte tijd van een ver-van-mijn-bed-show veranderd in iets waar ik voor altijd mooie herinneringen aan zal houden.